Light makes photography. Embrace light. Admire it. Love it. But above all, know light. Know it for all you are worth, and you will know the key to photography - George Eastman

Een goed belichte foto

De belichting van een foto wordt bepaald door 3 factoren:

  • Sluitertijd (hoe lang belichten)
  • Diafragma (met hoeveel licht)
  • ISO (en met welke gevoeligheid)

Bij een goed belichte foto zijn deze drie factoren in het juiste evenwicht. De samenhang wordt vaak in een driehoek gepresenteerd om zichtbaar te maken hoe deze factoren elkaar beïnvloeden.
Zoals altijd in de fotografie zijn er consequenties aan de keuzes die je maakt... 

De driehoek

Sluitertijd

De sluitertijd bepaald hoelang de sluiter open staat en de film of sensor wordt belicht. Hoe korter de sluitertijd, hoe minder het opgevangen licht, maar hoe beter je (snel) bewegende objecten kan fotograferen.
Dit is een keuze, soms kan bijvoorbeeld heel lang belicht bewegend water heel fraai uitpakken.

Diafragma

Diafragma is de opening waardoor het licht van de lens naar de film of sensor gaat. Het diafragma wordt weer gegeven in f-stop en is een eigenschap van de lens. Hoe kleiner de opening, hoe groter de waarde van de f-stop, hoe minder licht er wordt doorgelaten.

De kwaliteit en de eigenschappen van de lenzen bepaalde de maximale diafragma (bv f/2.8 of f/1.4). Prime lenzen (lenzen met een vast brandpuntsafstand)  zijn vaak lichtgevoeliger en hebben dus een groter, maximaal diafragma en daarmee een lager f-stop waarde. Zoomlenzen zijn vaak lichtongevoeliger door de noodzakelijke, bewegende onderdelen van zo'n lens. Vaak is de maximale diafragma dan f/4 tot f/6.3 bijvoorbeeld.

Hoe groter het diafragma, hoe groter de opening, hoe kleiner de scherptediepte. Hier kan je dus ook mee spelen. Vaak worden bij landschap foto's veel scherptediepte gebruikt, bij portretten een kleinere scherptediepte.

ISO

ISO is een standaard die aangeeft hoe lichtgevoelig de film (vroeger) of de sensor (nu) is, waarbij bijvoorbeeld 100 staat voor weinig lichtgevoeligheid. Hoe hoger de ISO-waarde hoe lichtgevoeliger. 
Ook de ISO-waarde keuze heeft een voordeel en een keerzijde. Als er weinig licht is, kan je een hoger iso kiezen, maar dan is de foto korreliger, meer ruis, details worden wat minder zichtbaar. Dat was in de tijd van de filmrolletjes al zo, dat is met een sensor nog steeds het geval.

In de analoge tijd was de chemische samenstelling van de film echt met grotere korreltjes lichtgevoelig materiaal, in de digitale camera worden de sensorpixels aan elkaar verbonden, samen meer licht, maar minder detail.

Vroeger kocht je een film met een bepaalde ISO waarde en daar moest je het dan mee doen (vaak 100 of 400, soms 800). In digitale camera's is het één van de drie pijlers waar mee je kan spelen om de juiste belichting en beeld te krijgen. De mogelijkheden zijn nu dan ook groter.

Naast ISO bestaan ook de afkortingen ASA en DIN. ASA en DIN zijn hetzelfde. ISO 100 is gelijk aan 21 ASA/DIN.
Het zijn overigens hele slechte termen, de afkortingen staan voor de instituten die de standaard hebben vastgesteld, het zegt dus verder helemaal niets over de standaard.

  • ASA: American Standards Association
  • DIN: Deutsches Institut für Normung
  • ISO: Internationale Organisatie voor Standaardisatie

Stops

De drie zijden van de driehoek hebben dus allemaal effect op de juiste belichting van de foto, maar het zijn compleet verschillende waarden. Om toch met die waarden te kunnen rekenen, is de term stop bedacht.

Een stop (of stap) is een verdubbeling of halvering van het licht dat op de sensor van je camera valt. Eén stop omlaag betekent een halvering van het licht, één stop omhoog zorgt voor een verdubbeling van het licht dat op de sensor van je camera komt.

In de onderstaande tabel zie je 4 stops, elke van deze instellingen leveren een goed belichte foto op. De keuze die je moet maken hangt dus af van de situatie en hoe je wilt dat de foto eruit ziet.

Sluitertijd 1/250 1/125 1/60 1/30
Diafragma 2.8 4.0 5.6 8
ISO 200 400 800 1600

 

Snelle onderwerpen vragen een korte sluitertijd in verband met bewegingsonscherpte, je moet dan compenseren met een laag diafragma waarde (grote opening) en/of een een hogere ISO waarde. Een lager diafragma levert vervolgens minder scherptediepte, een hogere ISO een hogere ruis.

Moderne camera's werken met 1/3 stops, dus de bijvoorbeeld met diafragma 3.2, 3.3, 3.5, ISO 250, 30 etc.

In de volgende blog een aantal voorbeelden over ISO gebruik, ruis etc.